De Sint-Agneskerk – 1960
De jaren vijftig.
Bunde begon gestaag te groeien.
Waar voorheen korenakkers en appelgaarden tot de einder reikten, werd laan na laan aangelegd.
Weldra zou de oude kerk te klein worden! Het gebouw verkeerde bovendien in een zorgwekkende staat van onderhoud.
Onder een dienst voor leden van de Heilige Familie stortte een ernstig door houtworm aangevreten engel van boven uit het barokaltaar naar beneden. In de bijbel zijn engelen boodschappers. Ook deze engel had een boodschap voor Bunde: Maak werk van een nieuw godshuis. Een ruim godshuis voor een nieuw dorpshart.
De legendarische pastoor Gerard Stassen stond voor zijn emeritaat. Hij liet het nieuwbouw-gebeuren liever over aan een opvolger. Die kwam er. Bouwpastoor Frans Robroek werd in 1957 in Bunde geïnstalleerd.
De Bunder architect J. van der Pluijm kreeg, samen met zijn collega J. Franchamps, de opdracht een groots, modern kerkgebouw te ontwerpen.
Het was 21 juni 1959.
Half Bunde staat rijendik toe te kijken hoe de oudste inwoner van Bunde de eerste spade in de grond mag steken. Sjo Vrancken, een krasse negentiger, hanteert de mooi versierde “sjöp” op de plek waar later het altaar zal staan.
Na de bouwvakvakantie in dat jaar werd de duizend kilo zware eerste steen gelegd en door deken Steegmans van Meerssen gezegend.
Op 7 december 1959, een doorsnee maandag, onderbreekt de schooljeugd even de les en begeeft zich naar de nieuwe kerk in aanbouw. Met ingehouden adem ziet men daar hoe een enorme hijskraan het kruis op de toren tilt. De kerk heeft haar hoogste punt bereikt. Het kruis op de kerk, een kroon op het werk.
Agnes en Rochus, het klokkenduo dat uit de oude kerk was overgebracht kreeg er een nieuwe, derde klok bij. Haar naam was Maria. Het gebeier van het g-a-c gestemde klokkentrio werd een vertrouwde roep voor de parochianen.
Op 2 juli 1960 wordt bisschop Moors door priesters, acolieten, verenigingen en talloze parochianen aan de dorpsgrens afgehaald. Hij zal het nieuwe godshuis consacreren.
Uren duurt de plechtigheid! In processie trekt men drie maal buiten rond de kerk, drie maal binnen langs alle muren van de kerk en zeven maal rond het altaar. Op vijf plaatsen worden relikwieën in het altaar ingemetseld.
Bunde viert uitbundig!
Vlaggen, vaandels, bloemen, gezangen en wierook. Vreugde alom! Bung haet z’n nuuj kèrrek!
In die kerk, op een ereplaats, staat de notenhouten Madonna met de druiventros uit de veertiende eeuw; vertegenwoordigster van de nu voorgoed verlaten oude kerk.
Kapelaan Kiggen had al zo vaak in de godsdienstlessen over de nieuwe kerk aan de jeugd verteld. Hij tekende dan het altaar op het bord. Geen weelderige barok maar een sobere doch imposante tafel van steen. “Straks, na het Concilie, ” zei hij, “zal de priester niet langer met de rug maar met het gezicht naar de parochianen staan bij het opdragen van de mis. Je zult dan al wat hij zegt kunnen verstaan want hij leest de mis in de volkstaal.”
Maar voorlopig moesten de misdienaars en acolieten nog netjes verder in het Latijn.
“Ad Deum qui laetificat iuventutem meam.” Naar God die mijn jeugd verblijdt.
“Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw!”, zong het kerkvolk.
In Bunde was het nieuwe al begonnen.
Bert à Campo